Archives for the month of: May, 2013

Een bijbelboek. Eentje die ik niet ken. Terwijl ik toch redelijk ‘met de schrift‘ ben opgevoed. Maar Amos? Nooit van gehoord. Ik kom het tegen bij de naspeuringen van een geëmigreerde voorvader. Deze Harmen overlijdt in 1910 en een dochter schrijft over de begrafenis bij het plaatsje Pella in Iowa.

Volgens het schrijven preekt een dominee uit Amos 4 en Psalm 103. Amos 4 gaat over het maar niet tot ‘God komen door het volk van Israel‘, ondanks alle onheil die die God over dat volk heenstort.

Het tweede bijbelstuk wat op de begrafenis van Harmen wordt voorgedragen is Psalm 103, vers 12. ‘ Zo ver als het oosten is van het westen, zo ver heeft hij onze zonden van ons verwijderd’. Ofwel, onze zonden, en dat zijn er veel, zijn ons toch vergeven.

Beide bijbelteksten zijn nogal zwaar op de hand. Heel gereformeerd. Hoe hard  je ook je best hebt gedaan in het leven, je hebt toch keer op keer gezondigd en bent dus niet tot God gekomen. Gelukkig heeft hij je al die zonden door het sterven van zijn zoon toch vergeven… Pffft. Het past wel bij de opvattingen van Harmen. Hij behoort tot de Afgescheidenen, een afsplitsing van het Hervormde Kerk. In de taal van nu: echte fundamentalisten. Die in Nederland geen plek konden vinden, noch krijgen, en daardoor naar Amerika vertrokken. Achter dominee Scholten aan naar Iowa. Een gebied rondom Pella, wat tot op de dag van vandaag zowel godvruchtig is als een sterk Nederlands tintje heeft.

jacobboll-margartehavangoor-huwelijk

Bekijk altijd de originele documenten. Een van de belangrijkste lessen na jaren in archieven te hebben rondgezworven. Zo ging ik er na vluchtig online onderzoek al geruime tijd vanuit dat een voorvader van mij, Jacob Boll, zoon is van Jacobus Boll en Anna Catrina Asselaar. Tot gisteren.

Toen kreeg ik de originele huwelijksakte onder ogen. Met daarin naast de naam van zijn echtgenote, Margaretha van Goor, ook een aanduiding voor beider geboortejaren én de naam van zijn vader. ‘zijn vader Samuel Boll’ . Helemaal geen Jacobus.En dus ook geen Asselaar. Maar Maria Kleijn, zo blijkt als ik de vader ook in originele akten terugzoek.

Kortom, een hele andere tak voorouders (vanaf begin 1600 een Amsterdamse familie met een ‘knoopsmaker‘, een meester goudsmid en een zilversmid). Waar die eerder gevonden Jacobus en zijn vrouw Asselaar overigens wel weer aan verbonden blijkt.

riddervandelelie

In de militaire staat van dienst van Adam Louta kom ik een interessante melding tegen. Hij is ‘bij Koninklijk besluit van 19 juni 1814′ gedecoreerd met de titel ‘Ridder van de Lelie‘.

Deze titel is een kroon op zijn militaire carriére. Tussen 1793 en 1819 heeft Adam vrijwel continu dienst gedaan in Nederland (1799), Duitsland (1795 Neder Rhijn, 1806 Pruisen, 1813 Pruisen en Saxen, 1814 Rhijn en Moezel), Oostenrijk (1805), Denemarken(1808), Rusland (1812), Frankrijk (1815)en West-Indië (Suriname, 1816). In 1793 meldt hij zich als vrijwilliger bij het Legion Etranger, in 1794 is hij korporaal, in 1795 sergeant, in  1806 sergeant-majoor, 1813 2e luitenant en in 1814 is hij bevorderd tot 1e Luitenant. In West-Indië klimt hij verder op tot adjudant in 1818 en kapitein in 1819. Adam deed vooral dienst als ‘jager‘; de lichte infanterie die vooral goed met wapens om konden gaan (scherpschutters en verkenners). Hij wordt door een meerdere betiteld als “een dapper soldaat… met goed moraal gedrag”.

De ‘ridderorde‘, zoals de ‘decoration du lys‘ in de volksmond van begin 1800 heette, is uitgereikt aan allen die deelnamen aan de bezetting van Parijs in maart en april 1814. Parijs bevind zich in die periode tussen de net afgezette Napoleon I en een nieuwe heerser. De bezetting maakt de komst van Koning Lodewijk XVIII mogelijk, die de bezetters beloont met de eretitel ‘ridder van de lelie‘. De lelie is het teken van de Bourbons, die ook voor Napoleon aan de macht waren. Kort daarop komt Napoleon nog even terug, om uiteindelijk bij Waterloo definitief te worden verslagen.

Interessant is dat Adam meer militair was dan Bonapartist. Hij vecht steeds aan de zijde van de heersende macht. Vanaf 1793 strijdt hij aan de zijde van het officiële ‘Fransche‘ leger en daarmee deels (vanaf 1799) aan de zijde van Napoleon. Hij staat vermeldt als deelnemer aan het Noord Armee, het Hollandse Armee en het Grote Armee Duitsland, Oostenrijk en Rusland. De landen waar hij dienst doet lopen parallel met de oorlogen en veldslagen die Napoleon heeft gevoerd. Uit de archieven blijkt dat Adam onder andere aanwezig is bij de Slag bij Bergen en Krabbendam, en bij de Slag bij Castricum in 1799 (het grootste en bloedigste militaire treffen op Nederlands grondgebied ooit, tussen Britse en Russische troepen enerzijds en Franse en Bataafse troepen anderzijds) onder generaal Dumonceau. In 1805 maakt hij onder generaal Marmont deel van het Grote Armee Oostenrijk. Vervolgens wordt hij eind 1806 onder generaal Dumonceau vanuit Kamp Zeist naar Duitsland gezonden, om deel te nemen aan de 3e Coalitieoorlog. Gedurende 1809 is hij gelegerd in Zeeland onder generaal Oudinot. In 1812 doet Adam mee aan de opmars  én terugtocht van Napoleon in Rusland (onder generaals Ney, Marmont)  en we vinden hem ook bij de Slag bij Leipzig in oktober 1813 (generaal Bertrand), waar Napoleon een gevoelige nederlaag lijdt.  Adam ontvangt na de Slag om Parijs in 1814, waarna Napoleon afstand doet van de troon, de decoratie van de Lelie van de tijdelijke regering. Hier vocht Adam dus al tegen Napoleon. Ook bij Waterloo strijdt Adam voor het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Tijdens de Slag bij Waterloo komen vroegere krijgsmakkers uit de Grande Armees van Napoleon elkaar weer tegen. Een deel aan de Franse kant, anderen aan de zijde van Nederland.

Adam raakt in al die jaren twee keer gewond. Op 19 september 1799 wordt hij tijdens de Slag bij Bergen geraakt door een geweerkogel in zijn rechter been. De wond is niet ernstig, want op 6 oktober vecht Adam alweer mee tijdens de Slag bij Castricum (en zijn staat van dienst vermeldt  “en volkomen hersteld”). Op 22 augustus 1813 wordt hij opnieuw geraakt door een geweerkogel, nu in zijn hals, tijdens de Slag bij GrossBeeren (klein beeren). In 1813 is hij lid van het 131ste regiment d’infanterie de ligne, die deelnemen aan veldslagen bij Dennewitz, Bautzen en Hanau. Onderdelen waar Adam heeft gediend: het 4e Bataljon Hollandse Jagers (1795), 3e regiment Jagers (1810), 33e Regiment lichte infanterie (3e Reg Jagers ging op in 33e Regiment lichte infanterie),  131ste Regiment (1813), 10e Bataljon Jagers (1814), Indische Brigade (1815) en West-Indië (1816).

In 1812 vecht Adam in Rusland mee met het Nederlandse deel in het  33e Regiment lichte infanterie. Ze vertrokken in 1811 naar Bremen en werden daar ingedeeld bij de 31ste Divisie als deel van het Observatieleger. Na een aantal marsen (in drie weken werd een afstand afgelegd van ongeveer 250
km) bereikte het op 23 juni 1812 de Memel rivier (de toenmalige grens met Rusland). Op 7 september 1812 neemt het Regiment van Adam deel aan de slag bij Borodino, ten westen van Moskou. Ze verloren die dag zo’n 500 manschappen. Op 14 september zijn de lichte infanteristen van het 33e één van de eersten die het Kremlin betreden. Tijdens de terugtocht uit Moskou richting de Berezina rivier wordt het 33e op 17 november door de Russen in de pan gehakt. Als Adam hier nog bij was, dan is hij als krijgsgevangene afgevoerd. Hij is één van de naar schatting maximaal 20.000 overlevenden van de minstens 500.000 grote krijgsmacht die naar Rusland is afgereisd. Als krijgsgevangene is hij na verloop van tijd (na de bevrijding van Holland in 1813) weer vrijgelaten om naar huis terug te keren. In juni 1813 wordt Adam weer aangesteld bij het 131ste Regiment Infanterie van Linie.

De Indische Brigade bestond uit de 30 best uitgeruste eenheden, waaronder het 10e Bataljon West-Indische Jagers van Adam met 30 officieren en 674 man onder bevel van Kolonel H. W. Rancke, die door de terugkeer van Napoleon van Elba bijeen werden gebracht. Tijdens de Slag om Waterloo bevond de brigade zich ten zuiden van Halle. Ze hebben niet direct aan de strijd bij Waterloo deelgenomen. Na de slag is de brigade ingezet om diverse Franse stellingen en steden te belegeren, waaronder Le Quesnoy, bij Valenciennes.

Op 13 mei 1818 krijgt hij een ‘Waterloo-gratificatie’ van 393 gulden en 95 cent. De gratificatie wordt uitgekeerd aan de Minister van Koloniën, waar Louta het bij de betaalmeester kon ophalen. In 1822 kan hij met pensioen met de vergunning in Suriname te blijven. Daar maakt hij geen gebruik van en hij keert terug naar Nederland.

De militaire loopbaan van Adam tussen 1793 en 1816

louta-stamboek

Dienststaat

dienststaat

Nederlandsche Staatscourant, 22 juni 1814

lelie-nederlandschestaatscourant-18061814

Pensioen ‘met vergunning hetzelfde in de kolonie te verteren’

pensioen

Kapiteinsbenoeming 1819

kapitein

louta-napoleon-uitsnede

In iedere stamboom zitten puzzels. In steeds wisselende gedaanten en gradaties. Zo kwam ik keer op keer– ook bij anderen- de namen Adam Louta en Helena van Putten tegen. En bij die twee namen hield het dan ook meteen weer op. Men is de namen ergens in een stamboom tegen gekomen en neemt ze over. Zonder te weten wie dit nu precies zijn. Het zijn de ouders van Maria-Louisa Louta, echtgenote van Pieter van der Vliet.

Maar de echte puzzel ligt bij die ouders: Adam en Helena. Adam blijkt een avonturier die de wereld doorkruist en onderwijl kennis heeft aan meer dan één vrouw. Tussendoor doet hij in een onrustige tijd dienst in het leger, of zelfs bij verschillende legers. Om een tip van de sluier op te lichten; Adam vecht onder andere mee in de beroemde Slag om Waterloo op zondag 18 juni 1815 (zie afbeelding). En Adam is niet alleen de vader van Maria-Louisa, maar van meer kinderen. Bij meer vrouwen verwekt, op verschillende continenten.  Adam lijkt een les van zijn vader te hebben geleerd: om zogenaamd spoorloos van de aardbodem te verdwijnen. Twee eeuwen later onthullen de archieven meer van zijn levensweg.

Dan Helena. Van Putte of van Putten volgens het geboorteregister van dochter Maria-Louisa. Die opgave is echter van vader Adam. En die had er wellicht baat bij om de naam van de moeder wat vaag te houden. Stelselmatige controle van de antecedenten was in die tijd niet de ‘usance‘. Ik vind de oplossing van deze puzzel in de papieren die mijn opa heeft nagelaten. Een puzzel die opa Van der Vliet zelf overigens niet heeft weten op te lossen. Als ik alle aanwijzingen combineer blijkt Helena in werkelijkheid anders te heten. En heeft ze een achtergrond in een veldwachtersfamilie uit Spijkenisse. Een achtergrond die aansluit bij die van haar schoonzoon; Pieter van der Vliet, zoon van een veldwachter.

De details van deze puzzels vind je in het manuscript.

De stamlijn van Adam Lout staat op werelate

japansedeken

Plaatsaanduidingen vind je vaak. Ook in inventarissen van boedels. Zo ook in een boedel uit februari 1750. Twintig Delftsblauwe stenen pannen.Vijf  Spaanse dekens. Een Japanse deken.

Een Japanse deken? Bestaan die? En wat doet zo’n deken in het Friese plaatsje Ee? En hoe komt zo’n deken daar in 1750?

Geen idee. Maar die deken was er wel. Hij staat keurig vermeldt in een inventarislijst. Die ‘tot sterfhuis van Antie Gerbens‘. ‘Weduwe tot wijlen Haije Sijtzes tot Ee‘. Mijn voorvader.

Maar het gaat hier om die deken. Helemaal uit Japan. Een land waar Nederlanders in 1600 voor het eerst voet aan wal zetten. En waar pas in 1609 door de VOC een handelspost werd opgezet. Honderdvijftg jaar later heeft een deken de duizenden kilometers overbrugd. En is ie terecht gekomen in een uithoek van het land. Op een boerderij bij Ee.

Misschien had Antie de deken gekregen van haar vader Gerben. Zou kunnen. Die vader was namelijk schipper in Dokkum. En waarschijnlijk net als z’n broer Pieter grootschipper. Stonden ze aan boord van een zeewaardig zeilschip. En voeren ze via de Ee en de Lauwerszee de Noordzee op. En verder. Naar het Noorden, richting Kopenhagen, Riga en Gdansk. Of het Zuiden, naar Franse, Spaanse en Portugese havens. En wellicht ook naar het Westen, de oceanen over naar de onbekende verre werelddelen.

Beide grootschippers hoeven zelf natuurlijk niet zo ver te zijn geweest. In de havens onderweg zijn ze genoeg andere schippers tegen gekomen. En in ieder geval handelswaar vanuit alle windstreken.

Zo zou die Japanse deken in Ee beland kunnen zijn.