Een stamboom heeft ook altijd wat karakter; bijzondere mensen die in akten naar boven komen drijven. Met Napoleon naar Rusland en weer terug, een scheldende en lallende weduwe, olifant-uitbater, verzetsstrijder, oostfrontstrijder. Ik ben het inmiddels allemaal tegengekomen. Maar doodslag en hoererij echter nog niet. Het blijkt in de stamlijn van mijn moeder voor te zijn gekomen.
In de al eerder beschreven lijn van Willem Deuninck speelt dit verhaal slechts twee generaties eerder. Vader Arnout Deuninck is getrouwd met Maria Verschelle, het derde kind uit het tweede huwelijk van Matthijs Verschelle.
Met hem begint het. Matthijs heeft zich een tijd lang Jacques of Jacob Maes genoemd. Waarom kiest iemand er ergens in de 17e eeuw voor om onder een valse naam te leven?
Van de Zeeuwsche gemeente Sint Anna ter Muiden is een stamboom beschikbaar met de inwoners. Daar zijn ook de bekende feiten uit allerhande akten weergegeven. En die vertellen het verhaal van Matthijs en Clara; doodslager en vermeende prostituee.
Voor het huwelijk met de moeder van Maria, Clara van Nevele, is Matthijs eerder getrouwd met Jaquemijntje Casen. En bij de geboorte van hun eerste kind, Tonijntje, staat een opmerking in de akte: ‘de vaders naam is Matthijs Verschelle, hebbende om sijn begane doodslag te verheelen sig een tijt lang onder ons laten Jacobus Maes noemen’.
Ah. Doodslag. Dat is een ernstige misdaad. Vraag blijft wel of hij zijn straf op deze manier heeft ontdoken, of dat de doodslag in de regio zo spraakmakend is geweest dat hij na het ondergaan van zijn straf liever enige tijd anoniem wilde leven. Naar zal blijken is het de eerste optie.
In april 1675 wordt Jacomijne (Jaquemijntje) ‘afgehouden’ (van deelname aan de avondmaalsviering als tuchtmaatregel) wegens ‘hare gansche onwetenheijt in de gronden onses geloofs, als moijeljkheden omtrent het vlugten van haar man, Jaques Maas’.
In een andere akte uit juli van dat jaar wordt wat meer duidelijk over de misdaad van haar man: ‘…uitwagten den uijtslag van de sake van haar man, die, soo tsig laat aansien, noijt sal wederkomen, als konnende geen remissie krijgen van den doodslag die hij over eenige jaren in Vlaenderen gedaan heeft, waarvan sij hier komende vernoemt heeft als Jacob Maes anders Matthijs Verschelle, dog bekend geworden sijnde vlugtig is’ (Notulen Kerkenraad Hervormde Kerk Sint Anna ter Muiden, Zeeuws Archief)
De doodslag is dus voor 1675 gepleegd en heeft in het toenmalige Vlaanderen plaats gevonden.
Na het overlijden van Jacomijne in oktober 1675 stelt de kerkeraad dat Matthijs zijn straf moet ondergaan, en dat de kerk in de tussentijd voor zijn kinderen zal zorgen: ‘De vader sig verbindende, in dien sijn remissie kan krijgen, en de heere hem segent, te sullen sijne kinderen weer na sig nemen en aan onze armen de kosten & goeden. Ondertussen belovende alles te doen wat hem mogelijk sal zijn’.
Als Matthijs weg is geweest voor zijn remissie dan is dat ergens tussen eind 1675 en 1686 geweest. In 1676 verkoopt hij een deel van een pand, in 1686 koopt hij een deel van een pand, en in 1690 koopt hij nog een deel. Die twee huizen worden vervolgens samengetrokken en verbouwd tot woonhuis met brouwerij. In 1716 verkopen de erfgenamen van Matthijs en Clara de hele handel weer.
In die periode tussen 1676 en 1686 trouwt hij met Clara, waarvan een kind in 1676 ‘onecht’ wordt geboren en Matthijs als de vader wordt ‘aangewezen’, het volgende kind komt pas in 1684 ter wereld. Die aanwijzing als vader vindt plaats nadat ‘Sij…ook aan ons een briefje van Matthijs Verschelle te beschicken waar bij hij bekennen soude de vader der kinderen te zijn.’
Wat verder speurend blijkt Matthijs’ tweede vrouw Clara van Nevele niet helemaal een voorbeeldig leven te leiden. Al in juli 1676 staat genoteerd dat ‘Clara van Nevele met haar zuster Jolijne en Tanneke haar moeder ‘t samen afgehouden waar et ons nu blijkt dat men daar genougsaam hoerhuijs houd. Clara zwanger zijnde bij den vlugtende Matthijs Schelle, doodslager, zullende (gelijk al over enige jaren menigmaal getragt is) de moeder met de kinderen, uijt de plaats trachten te doen vertrecken; de moeder onnut en ondeugende zijnde, en zonder attestatie hier gekomen, en al de kinders (4 dogters) de hoer gespeelt hebbende en: al lange jaren de schandvleck deser gemeijnte geweest zijnde.’
Het gezin van Nevele figureert regelmatig in de notulen van de Kerkenraad. Moeder Tanneke slaat in 1666 een lidmaat en heeft regelmatig ruzie met andere kerkgangers. Ook dochters Jesijntje (‘hebbende onkuisheijt gepleegt, dog nu getrout’) en Janneke worden met enige regelmaat ‘afgehouden‘.
Matthijs is waarschijnlijk eind 1711 of begin 1712 overleden.
Clara blijft echter rustig in Sint Anna wonen. Sterker nog, in 1713 heeft ze nog een aanvaring met de kerk. Ze beschuldigt de diaken Willem Bastink van kwaadspreken over haar, waarop meerdere kerkgangers de diaken niet langer dulden. Pas na enkele gesprekken bindt Clara in en betitelt de diaken weer als ‘een eerlijk man’.
In 1716 overlijdt Clara.